Maatregelen bij een uitbraak

De maatregelen die moeten worden genomen na een uitbraak van AVP worden gedefinieerd en beschreven in regelgeving op EU-niveau. De maatregelen verschillen afhankelijk van het feit of AVP wordt aangetroffen bij een populatie tamme varkens of bij wilde zwijnen.


tamme varken

Als de ziekte op een boerderij wordt geconstateerd, worden alle varkens onmiddellijk gedood en vernietigd. Vervolgens wordt de faciliteit grondig gereinigd en gedesinfecteerd. Rondom de operatie worden twee zones (observatiegebied en beschermingszone) ingesteld. De eerste heeft een straal van minimaal drie kilometer.

De exacte omvang wordt bepaald door het verantwoordelijke veterinaire bureau en is onder meer afhankelijk van de epidemie, de dichtheid van wilde zwijnen, de structuur van de varkenshouderij, het dierenverkeer, de slachthuizen, het landschap en de natuurlijke grenzen.

De veterinaire autoriteit bepaalt tevens de straal waarbinnen alle tamme varkens worden geruimd. Er kan worden uitgegaan van een minimale straal van 500 meter. De overige varkens in het beschermingsgebied worden onderzocht door een dierenarts.

De tweede zone rondom het bedrijf is een grootschalige bewakingszone. In het beschermingsgebied en het toezichtsgebied geldt een verbod op het vervoeren van varkens, is kunstmatige inseminatie verboden en is voor het vervoer van andere huisdieren toestemming vereist.

De beperkingen in het beschermingsgebied worden niet eerder dan 40 dagen na de reiniging en desinfectie van de besmette faciliteit opgeheven, als zich gedurende deze periode geen nieuwe gevallen van de ziekte hebben voorgedaan. Transport in het toezichtsgebied is pas op zijn vroegst na 30 dagen mogelijk.


wild zwijn

Als AVP voorkomt bij een wild zwijn, wordt er rond de locatie een besmette zone gecreëerd. Rondom de besmette zone ligt nog een bufferzone met ongeveer tweemaal de straal van de eerste beperkingszone.

In de besmette zone kan de vrije uitloop- en scharrelhouderij onderworpen zijn aan beperkingen of verboden zijn; varkens mogen niet in of uit worden vervoerd. Transport is alleen mogelijk met speciale toestemming. Gras, hooi en stro mogen vanuit de besmette zone niet aan andere varkenshouderijen worden geleverd. Honden moeten aangelijnd zijn. De jacht in de besmette zone zal tot nader order worden opgeschort.

Er wordt intensief gezocht naar dode wilde zwijnen om deze vervolgens terug te halen. Elke verspreiding van nog levende wilde zwijnen moet worden vermeden. In de bufferzone wordt de populatie wilde zwijnen tot een minimum beperkt. Van elk wild zwijn dat dood en gedood wordt aangetroffen, worden monsters genomen en getest op AVP.